Het zijn (weer) roerige tijden op het wereldtoneel. In Syrië buldert het geweld van de burgeroorlog gestaag door, met inmiddels een totaal van zo’n 70.000 doden (maar who’s counting anyway?). Noord-Korea blijft doodleuk kernproeven uitvoeren, ondanks veroordeling op veroordeling van de Verenigde Naties. Dan Irak: hoewel grotendeels uit het nieuws verdwenen blijft instabiliteit er troef, met onder andere bomaanslagen en een conflict – vooral over de verdeling van olie-inkomsten – tussen het Koerdische noorden en de in Bagdad zetelende centrale regering. Vergeet ook vooral buurland Iran niet, die tegen de wil van de ‘internationale gemeenschap’ vrijwel zeker werkt aan een kernwapen. Toch? En dan zijn er nog de Franse inval in Mali die iedereen lijkt te steunen en natuurlijk het kaartenhuis dat Afghanistan heet (maar die oorlog tegen de Taliban hadden we toch al lang gewonnen? Mwah). En dit lijstje valt moeiteloos uit te breiden met tientallen andere (sluimerende) conflicten.
Genoeg redenen dus om een (nog) actieve(re) rol voor het Westen te bepleiten in het blussen van mondiale brandhaarden. Zo is het moment volgens sommige analisten inmiddels ruimschoots aangebroken om de verantwoordelijkheid voor een interventie in Syrië te aanvaarden. Vorig jaar al riep Monique Samuel wel iets te zien in een slinks plannetje om de Arabische Liga, strategisch ondersteund ‘door en aantal grote westerse defensiemachten’, een paleiscoup te laten plegen. Hoe zoiets verder precies in zijn werk zal moeten gaan wordt voor het gemak altijd achterwege gelaten. Ook de nasleep van ingrijpen lijkt, vooral omdat men het zelf waarschijnlijk ook niet weet, niet iets waaraan vooraf te veel aandacht moet worden besteed. Uitgangspunt is in ieder geval dat we minstens iets moeten doen, in dit geval om al-Assad uit het zadel te wippen. Alleen onbeschaafden negeren een dergelijke situatie: niets doen is geen optie! (Juist ja). En trouwens, waarom zouden we eigenlijk niets doen als Libië en Mali hebben aangetoond dat ingrijpen tot grote successen kan leiden? Dat Libië een jaar na het verdwijnen van Gaddafi nou niet bepaald een oase van rust is en dat de strijd in Mali verre van voorbij is – en zich zelfs lijkt te gaan verspreiden – doet blijkbaar niet ter zake.
Maar al te vaak pleiten analisten op die wijze te gemakkelijk voor een (militaire) interventie of wijzen ze ons op het niet te ontkennen nut daarvan. Hetzelfde geldt voor zichtbare dan wel onzichtbare acties om regimes omver te werpen of zogenaamde democratisering tot stand te brengen. De strategieën – als ze al bestaan – zijn vaak vaag en gebaseerd op ongegronde aannames of whishful thinking. Want forceren interventies, sancties of ondergrondse acties daadwerkelijk het gedrag dat met de inzet daarvan wordt beoogd? De geschiedenis leert ons dat dergelijke middelen op zijn zachtst gezegd twijfelachtige resultaten genereren. De maakbaarheid die we met ons buitenlands beleid veelal in pacht denken te hebben valt in de praktijk nogal tegen.
Dat wil overigens niet zeggen dat interventies, sancties of geheime operaties nooit tot de beste middelen kunnen behoren om bepaalde doelen te bereiken. Integendeel, ze behoren tot het arsenaal dat we tot onze beschikking hebben en kunnen zonder meer waardevol zijn. Inzet ervan moet echter beperkt worden, zodat de huidige inflatie van de doelmatigheid ervan kan worden voorkomen. Zware middelen als interventies of sancties mogen dan ook nooit een doel op zich worden. Dat betekent dat ze alleen gebruikt moeten worden op basis van een heldere strategie en bij het veiligstellen van belangen die daadwerkelijk vitaal zijn. Wat die vitale belangen dan zijn? Laat analisten die gemakkelijk pleiten voor een overactief buitenlands beleid daar eerst maar eens kritisch over nadenken, alvorens ze pleiten voor de volgende ondoordachte interventie. [SdV]
wat we zien is vooral een (neo)realistische benadering van een bepaald land in de wereld en een gebrek van west europa om tot een gezamenlijke tegenpolitiek te komen. De verschillen tussen de europese landen zijn te groot om een gezamenlijke buitenlandpolitiek helemaal te instituionaliseren. de huidige wereldeconomie en de vele verschillende oplossingen maken dit nog meer tot een utopie. nederland heeft in zijn eentje niks te vertellen.we moeten echt op zoek naar neoliberale en constructivististische discussie (alexander wendt: anarchy is what states make if it). nederland zal hier met bijvoorbeeld duitsland een voortrekkersrol kunnen spelen maar nooit iets zelf kunnen bepalen.
Pingback: Rebellen bewapenen: werkte voorheen ook zo goed | Stukje Duiding