Dit artikel staat in Atlantisch Perspectief, nummer 5, 2013.
Voorstanders van militair ingrijpen in Syrië, waaronder tegenwoordig zelfs vredesbeweging IKV Pax Christi,[i] geven zowel geopolitieke als humanitaire redenen die een dergelijke stap zouden legitimeren. Daarbij overheerst bij velen het gevoel dat we niet aan de zijlijn mogen blijven toekijken als gruwelijkheden, zoals die in Syrië plaatsvinden, zich ergens ter wereld voordoen. We moeten toch iets doen? Hoe nobel dergelijke oproepen ook mogen klinken, ze zijn gebaseerd op een onrealistisch en overmoedig maakbaarheidsdenken. Een militaire interventie kan Syrië alleen maar verder ontwrichten en het Westen doet er dan ook verstandig aan zich niet in de strijd te mengen.
Arabische opstanden
Het conflict in Syrië vindt zijn wortels in de geweldloze opstand van maart 2011 tegen het Syrische Baath-regime dat sinds 2000 onder leiding staat van president Bashar al-Assad. Net als in Tunesië, Egypte, Libië en Jemen ging de bevolking massaal de straat op om te protesteren tegen een mix van slechte economische omstandigheden, de hoge mate van corruptie en vooral onderdrukking en het gebrek aan vrijheid. Anders dan in die landen heeft de opstand in Syrië echter niet geleid tot een snelle verdrijving van de machthebbers. In plaats daarvan is het land afgegleden naar een uiterst gewelddadige burgeroorlog, waarin verschillende groeperingen van opstandelingen en het regime elkaar bevechten. Het conflict heeft inmiddels geleid tot een humanitaire ramp met ruim honderdduizend doden en miljoenen vluchtelingen die vooral naar kampen in de buurlanden Jordanië, Turkije en Libanon trekken. Het land ligt grotendeels in puin en bovendien dreigt een spill over van de oorlog naar het altijd door Syrië beïnvloedde Libanon. Kortom, het conflict in Syrië is totaal gemilitariseerd en veranderd van een interne geweldloze opstand voor verandering in een gewapend conflict met regionale, zo niet mondiale omvang. In Damascus is de lente niet alleen nooit aangebroken, het conflict heeft de dynamiek van de opstanden in de Arabische wereld radicaal getransformeerd en in zekere zin zelfs om zeep geholpen.[ii]
De argumenten voor militair ingrijpen
Hoewel vanaf het begin van het conflict door analisten werd geclaimd dat ook al-Assad het niet lang zou gaan volhouden en zijn val aanstaande zou zijn, heeft hij zijn positie weten te behouden en lijkt hij – gesteund door Rusland, Iran en Hezbollah – het momentum van de strijd de laatste tijd zelfs weer naar zich toe te trekken. Het verloop van het conflict, het gewelddadige karakter ervan met de vele burgerslachtoffers en de belangen die op het spel zouden staan, hebben ertoe geleid dat de roep voor een westerse militaire interventie steeds sterker is geworden. Helemaal nadat werd beweerd dat het regime gifgas zou hebben ingezet tegen rebellen: een door Obama getrokken ‘rode lijn’, waarvan het passeren tot een herziening van het Amerikaanse beleid zou leiden. Alleen met westerse militaire steun kunnen de opstandelingen een vuist tegen het regime maken en kan een eind worden gemaakt aan het bloedvergieten in Syrië, zo luidt het argument. Bovendien overheerst, zoveel is duidelijk, nog altijd het gevoel bij velen dat we moeten ingrijpen als dergelijke gruwelijkheden zich ergens ter wereld voordoen. Is het immers niet onze morele verantwoordelijkheid, onze ‘responsibility to protect’ [iii] om dat te doen?
Niet zelden stopt het ‘pleidooi’ voor militaire interventie met het opwerpen van dergelijke retorische vragen. Een ingreep door het Westen wordt dan vooral gezien als een humanitaire actie: we moeten ‘iets’ doen om het brute geweld door een illegitiem regime te stoppen, omdat dat moreel gezien het enige juiste is om te doen. Zoals voormalig president Bill Clinton dat recent nog verwoordde in zijn pleidooi voor een Amerikaanse interventie in Syrië: “Sometimes it’s best to get caught trying”. Wat precies gedaan moet worden en op welke wijze wordt in de meeste gevallen vervolgens volstrekt open gelaten. Het lijkt hier vooral te gaan om een gevoel van machteloosheid en onbehagen, waaraan – op welke wijze dan ook – invulling moet worden gegeven. Dergelijke gratuite, emotionele oproepen zijn, zeker wanneer ze de overhand krijgen, een garantie voor nog meer ellende.
Af en toe worden meer concrete redenen genoemd om militair ingrijpen te legitimeren. Het zou nodig zijn om eigen vitale belangen te verdedigen, waaronder het behouden van de eigen invloedssfeer, het stabiliseren van Syrië en de regio, het beschermen van bondgenoten in de regio zoals Israël en Turkije of het dwarsbomen van vijandig gezinde landen of entiteiten zoals Iran[iv] of in Syrië actieve moslimfundamentalistische groeperingen.
Naast het waarom wordt daarnaast slechts bij uitzondering nagedacht over het hoe. Opties om steun te verlenen aan de opstandelingen lopen uiteen van het verstrekken van wapens, het instellen van een no- fly zone boven Syrië, een beperkte militaire interventie die vooral bestaat uit bombardementen en het bewaken van safe havens, tot een allesomvattende interventie inclusief grote inzet van grondtroepen of, zoals dat tegenwoordig zo populair wordt genoemd, boots on the ground. Niet zelden worden ook deze opties gemakkelijk opgeworpen zonder vooraf de mogelijkheden zorgvuldig door te lichten. Doet men dat wel dan komen stuk voor stuk belangrijke kanttekeningen aan het licht.
Militaire opties: enkele kanttekeningen
Wapenleveranties
Ten eerste het leveren van wapens. Misschien wel de meest krachtige maatregel om te tonen dat er iets aan de situatie wordt gedaan, zonder all-out te hoeven gaan. Door het beperkte karakter van deze handelswijze lijken de mogelijke negatieve consequenties ervan eveneens gering. Toch gaat het leveren van wapens aan opstandelingen gepaard met een aantal stevige nadelen. De eerste vloeit voort uit het feit dat het juist een beperkte maatregel is. Er zijn landen, waaronder Saoedi-Arabië, Qatar en sinds kort ook de Verenigde Staten, die al geruime tijd wapens leveren, terwijl een doorbraak nog steeds uitblijft.[v] Om die doorbraak alsnog te forceren kan er vervolgens voor worden gekozen zwaardere wapens te leveren, waaronder moderne anti-tank[vi] of luchtafweerraketten. Die stap gaat echter wederom gepaard met een aantal dilemma’s. Ondanks bestaande ideeën hierover is een dergelijke onderneming lastig te coördineren en daardoor moeilijk in de hand te houden. Aan wie lever je dergelijke wapens en hoe voorkom je dat ze in verkeerde handen vallen? En zijn extremistische groeperingen, zoals het al-Nusra front, überhaupt te negeren als zij een elementair onderdeel vormen in de strijd tegen al-Assad? De aanname dat door het leveren van wapens vervolgens invloed kan worden uitgeoefend op dergelijke groeperingen, die alle eigen belangen hebben, is op zijn minst twijfelachtig te noemen. Maar zelfs als dergelijke wapens worden geleverd – eventueel zelfs aan extremisten – dan is de kans klein dat dat ze – tenzij in enorme aantallen geleverd – echt een verschil gaan maken in de strijd. En als westerse wapenleveranties niet voor een omwenteling zorgen, bevinden we ons dan vervolgens niet heel snel op een hellend vlak richting een grootschalige interventie? Dit alles laat bovendien onverlet dat het leveren van wapens in de huidige situatie in strijd is met internationaal recht.[vii]
No-fly zone
De tweede optie is het instellen van no-fly zones boven (delen van) Syrië. Als het Westen echt voor een doorbraak wil zorgen dan moet het volgens sommigen overgaan tot een dergelijke stap. Dat kan in principe op drie manieren, waarbij in alle gevallen het doel bestaat uit het (deels) uit de lucht te houden van de Syrische luchtmacht. De minst ingrijpende manier om dat af te dwingen is door Airborne Warning And Control System (AWACS)-vliegtuigen continue het Syrische luchtruim te laten scannen en patrouillerende gevechtsvliegtuigen te laten ingrijpen als er een schending door Syrische jachtvliegtuigen wordt opgemerkt. Dat vergt echter het nodige aan materieel is daardoor geen goedkope ingreep. Bovendien is het een risicovolle onderneming als Syrische luchtafweersystemen, hoewel gedateerd, niet uit voorzorg onschadelijk worden gemaakt. Simpeler en goedkoper is het uitschakelen van gevechtsvliegtuigen, – helikopters en luchtafweersystemen met een grootschalig bombardement vanaf zee. Vanaf cruisers, destroyers en onderzeeboten kan een selectie aan doelen bestookt worden met Tomahawk-kruisraketten, zodat het Syrische materieel onschadelijk wordt gemaakt. Een volledige no-fly zone, waarbij dergelijke bombardementen gecombineerd worden met luchtbombardementen en het bewaken van het luchtruim is de meest ingrijpende en kostbare methode. Voor een dergelijke onderneming is, ondanks het beperkte karakter van de Syrische krijgsmacht, een breed palet aan materieel nodig. Te denken valt aan vliegdekschepen, onderzeeboten, bommenwerpers, een mix van jachtvliegtuigen waaronder F16’s, F15’s en F18’s, AWACS– en JSTAR-vliegtuigen, capaciteit om bij te tanken in de lucht, verkenningsdrones en anti-radar systemen. De kosten van een dergelijke operatie lopen, afhankelijk van de duur ervan, al snel op tot enkele miljarden euro’s. Een groter nadeel dan de kosten is echter het risico dat dergelijke acties het conflict in plaats van in te dammen verder doen intensiveren of zelfs uitbreiden. Het regime zal als reactie bijvoorbeeld beschietingen met mortieren of SCUD-raketten kunnen uitbreiden, eventueel in combinatie met chemische wapens. Wie garandeert daarnaast dat landen als Rusland en Iran het hoofd koel houden en niet met een tegenantwoord komen?
Militaire interventie
Dezelfde kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij een beperkte of volledige militaire interventie. De NAVO heeft zonder twijfel de capaciteiten om al-Assad een flinke tik uit te delen of zelfs omver te werpen. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Een missie die erop gericht zou zijn het conflict te laten eindigen en stabilisatie en wederopbouw van Syrië mogelijk te maken kost op zijn minst een decennium. Naast de moeilijkheden, risico’s en kosten[viii] die met dergelijk uitgebreide operaties gepaard gaan, wijst onderzoek uit dat externe interventies conflicten over het algemeen eerder verlengen dan spoedig beëindigen.[ix] Het is daarnaast verre van ondenkbaar dat landen die zich wellicht nog deels afzijdig houden bij beperkte wapenleveranties of een no-fly zone, zich in het geval van uitgebreide luchtaanvallen of een interventie met grondtroepen alsnog volop in de strijd gaan mengen. Voor Rusland en Iran staan in Syrië dermate grote belangen op het spel dat ze een westerse interventie nauwelijks onopgemerkt voorbij kunnen laten gaan. Daarbij hoeft niet direct te worden gedacht aan een grootschalige militaire tegenreactie. Veel waarschijnlijker is een aanpak waarbij Iran elitetroepen van de Niru-ye Ghods (Quds Force) en Hezbollahstrijders inzet om westerse troepen schade te berokkenen – net als in Irak werd gedaan na de Amerikaanse inval in 2003. Andere asymmetrische acties zijn eveneens niet uit te sluiten en degene die denkt de risico’s om meegezogen te worden in een regionale escalatie dan nog zelf in de hand te hebben doet er goed aan de huidige dynamieken in de regio nog eens kritisch te bestuderen. In de woorden van de voormalige Amerikaanse minister van Defensie, Robert Gates: “Any future defense secretary who advises the president to again send a big American land army into Asia or into the Middle East or Africa should have his head examined.”
Onrealistisch en overmoedig maakbaarheidsdenken
Al met al zijn er dus genoeg praktische kanttekeningen te plaatsen bij westerse militaire acties in Syrië, in welke vorm van ook. Daaraan zou in de discussie over al dan niet ingrijpen op zijn minst serieuze aandacht moeten worden besteed. Belangrijker nog zijn een aantal overkoepelende redenen om ons vooral niet militair in het conflict te mengen.
Ten eerste is het onduidelijk welke vitale westerse belangen met een dergelijke stap gediend zouden worden. Het regime van al-Assad regeert op zeer ondemocratische wijze en met ijzeren vuist over de Syrische bevolking, die dan ook zonder meer het recht heeft tegen hem in opstand te komen. Als het ondemocratische karakter van de machthebbers echter de enige reden is om tot militaire acties over te gaan dan is een belangrijk deel van de wereld gelijk vogelvrij verklaard, waaronder China, Rusland, Noord-Korea, verschillende landen in Afrika, alsook onze Arabische bondgenoten.
Het belang de machtsbalans in de regio te beïnvloeden en Iran een gevoelige tik uit te delen met de omverwerping van al-Assad wordt daarnaast schromelijke overdreven. Toegegeven, een dergelijke ontwikkeling zou gevoeld worden in Teheran, maar zouden wij daarmee op dit moment zoveel winnen dat het de hierboven genoemde risico’s daadwerkelijk waard is? Wegen de mogelijke baten op tegen de kosten? We moeten ons ernstig afvragen of er nog wel rationeel over onze eigen belangen wordt nagedacht als die vraag positief wordt beantwoord.
Het enige argument dat uiteindelijk overeind lijkt te blijven staan is dat een interventie op basis van humanitaire overwegingen gerechtvaardigd zou zijn. Het probleem met dat argument is echter misschien wel het meest fundamenteel van alle: het is namelijk gebaseerd op een onrealistisch en overmoedig maakbaarheidsdenken. Het idee dat daaraan ten grondslag ligt is dat we met onze militaire acties de situatie alleen maar zouden kunnen verbeteren. Die aanname is echter niet op rationele argumenten of historische feiten gebaseerd. De NAVO heeft zoals gezegd inderdaad de capaciteiten om al-Assad te overschaduwen, maar veel belangrijker is de vraag wat er daarna gebeurt. Militair ingrijpen kent altijd verborgen kosten en het risico dat we met onze goedbedoelde acties wederom een moeras worden ingezogen, het conflict verlengen, Syrië en de regio nog verder ontwrichten en daarmee ook nog eens tegen onze eigen belangen ingaan is levensgroot.
Het mag opvallend heten dat zo snel na grotendeels mislukte interventies in Afghanistan en Irak wederom wordt opgeroepen tot een westerse militaire ingreep in de regio. Nog opmerkelijker is het dat zogenaamde vredesorganisaties volop mee slaan op die oorlogstrom. Keer op keer blijkt dat de maakbaarheid die we met ons buitenlands beleid veelal in pacht denken te hebben in de praktijk nogal tegen valt. Zoals de bekende politicoloog Hans Joachim Morgenthau al in 1967 liet optekenen: “We have come to overrate enormously what a nation can do for another nation by intervening in its affairs.” [x] Niets doen – in de zin van niet militair ingrijpen – is onbehaaglijk en verre van ideaal, maar daarmee niet zwak, immoreel of onjuist. Integendeel, we hoeven onszelf helemaal niets kwalijk te nemen als we toch voor die optie kiezen. Het zou goed zijn voor de wereld als interventionisten dat ook eens onder ogen gaan zien.
De PDF van het oorspronkelijke artikel vind je hier: De Vries. Het artikel dat Jan Jaap van Oosterzee en Suzanne Leurs van vredesbeweging IKV Pax Christi voor militair ingrijpen schreven hier: Oosterzee & Leurs.
[i] J.J. Oosterzee, ‘Tijd voor militair ingrijpen in Syrië is aangebroken’, Trouw, 26 april 2013.
[ii] M. Lynch, ‘How Syria Ruined the Arab Spring’, Foreign Policy, 3 mei 2013, via http://www.foreignpolicy.com/articles/2013/05/03/how_syria_ruined_the_arab_spring
[iii] Eventueel militair ingrijpen in Syrië heeft, zeker na de ingreep van de NAVO in Libië onder die noemer, alles te maken met het Responsibility to Protect (RtoP). Dit artikel biedt niet voldoende ruimte om inhoudelijk op dat concept in te gaan. Zie voor een uitgebreide uiteenzetting: J. Hoffmann & A. Nollkaemper (eds.), Responsibility to Protect. From Principle to Practice, Amsterdam, 2012.
[iv] ‘Can Iran be stopped?’, The Economist, 22 juni 2013.
[v] Er wordt wel beweerd dat Obama bewust alleen maar lichte wapens en munitie levert aan Syrische rebellen, om zo het conflict gaande te houden en de balans niet te veel in het voordeel van één partij te veranderen. Dat zou in het belang van de Verenigde Staten zijn. Deze veronderstelling komt echter wederom voort uit een sterk maakbaarheidsdenken die de auteur van dit artikel niet onderschrijft. Zie voor de analyse: A. Berger, ‘The ‘let-it-burn’ strategy in Syria’, The Boston Globe, 22 juni 2013, via http://www.bostonglobe.com/opinion/2013/06/21/the-let-burn-strategy-syria/1oFemcOqyICsNs1jdJpiGL/story.html
[vi] Saoedi-Arabië zou inmiddels al ‘Konkurs’ – anti-tank wapens van Russische makelij – aan rebellen hebben geleverd.
[vii] P.A. Nollkaemper, Wapenleveranties Syrië, Universiteit van Amsterdam, 17 juni 2013.
[viii] Zie bijvoorbeeld: B.T. Haggerty, Safe Havens in Syria: Missions and Requirements for an Air Campaign, SSP Working Paper, juli 2012.
[ix] P.M. Regan, Civil Wars and Foreign Powers. Outside Intervention in Intrastate Conflict, Michigan, 2005; D.E. Cunningham, ‘Blocking resolution: How external states can prolong civil wars’, Journal of Peace Research, 2010, vol. 47, no. 2, pp. 115-127; A. Aydin & P.M. Regan, ‘Networks of third-party interveners and civil war duration’, European Journal of International Relations, 2012, vol. 18, no. 3, pp. 573-597.
[x] H.J. Morgenthau, ‘To Intervene or Not to Intervene’, Foreign Affairs, april 1967, p. 436.
Churchill zei eens iets van: ‘De nieuwe fascisten zullen zich anti-fascisten noemen’. Het begint er nu inderdaad meer en meer op te lijken dat vooral vreedzaamheid predikers graag op het oorlogspad willen (al-dan-niet met een door hen nagenoeg graatmager uitgehongerd leger). Velen steunden de inzet in Uruzgan al (en boy oh boy, wat is het daar nu een lichtend voorbeeld van vrede en voorspoed). De interventie in Libië werd vooral moreel gesteund, plus wat F-16s die weinig meer deden dan wél gevechtsmissie vliegende collega’s toejuichen (NL leverde ook wat bommen). En dan nu naar Syrië? Hoe, weten ‘ze’ niet precies -zoals het artikel al beschrijft- maar ‘We moeten toch wat!?’ Voor de menselijkheid.
Alleen een no-fly zone instellen en-of beperkte wapenleveranties -zoals reeds beschreven, tot op heden geen moderne fire-and-forget antitank (b.v. Javelin) of SAM (Stinger) wapens- zijn als: ‘voldoende eten uitdelen om mensen niet accuut te laten verhongeren, maar te weinig om ze te laten overleven’. Is dat menselijkheid?
Er zijn naar mijn idee helaas alleen onmenselijke keuzes in het Syrische geval. Drie om precies te zijn.
(1) Kies voor het huidige regime van Assad (en blijf vrienden met Rusland, best belangrijk). Als dit nog steeds legitieme regime -zie noot [vii] P.A. Nollkaemper, Wapenleveranties Syrië) heeft ‘gewonnen’ blijft het bestaande overheidsapparaat om de boel weer op te bouwen min-of-meer intact. Zie wat er gebeurde in Iraq, waar het (eveneens) Baathregime-overheidsapparaat ontmanteld werd. Een op het oog ‘de slechte zaak’ belonende keuze, maar mogelijk/wellicht een die uiteindelijk de minste slachtoffers kost. Met nu reeds honderdduizend doden is de term ‘minste’ sowieso reeds null-and-void. Deze optie is uiteraard wel een 180-graden draai, maar dat kunnen politici anders ook uitstekend. Het was wel prettig geweest als we deze keuze in een eerdere fase (passief) ‘officieel’ hadden gemaakt.
(2) Kies voor de FSA en ga hier volledig voor (‘wie’ de FSA precies is, of wordt, bemoeien we ons niet mee, want te ingewikkeld). Desnoods tot en met (NATO)legerzolen in het zand, en alles wat je daarbij nodig hebt hierboven en er achter. Nadat de FSA ‘gewonnen’ heeft, direct wegwezen, anders zitten ‘we’ opnieuw in een slopend Iraq/Afghanistan ‘wederopbouw’ scenario. Gedurende de hele FSA-hulpoperatie bidt het thuisfront drie-keer-daags dat de Russen (en Iran) zich er niet al te veel mee bemoeien. In dit scenario zijn de (nieuwe) doden voor ‘de goede zaak’, wat thuis een fijn gevoel geeft, want daar ging het om. Toch?
(3) We bemoeien ons er niet (langer) mee en steunen niemand. We delen alleen pleisters uit in de vluchtelingenkampen en daar blijft het bij. Hoelang de strijd dan duurt en hoeveel doden er dan nog vallen, is net zo onvoorspelbaar als in de andere scenario’s, maar hun bloed kleeft zo niet (meer) aan onze handen of kan met een Pilatus handwasje afgespoeld worden. Mocht ook deze keuze ongemakkelijk voelen, bedenk dan het in ieder geval de goedkoopste optie is. Gezien de crisis wel zo fijn.
Mijn betoog is nogal cynisch, maar is het cynischer dan de huidige (EU) ‘van alles wat, dus niets’ strategie? Of noot [v] in het artikel -A. Bergers, ‘The ‘let-it-burn’ strategy in Syria’ bij de Boston Globe?
Mooi gesproken Mans! Ik denk dat wij het in grote lijnen wel eens zijn met elkaar.
Aanvulling: militair ingrijpen vanuit humanitair oogpunt? Dan zeker (ook) op naar Mauritanië. En dan niet zoals tot op heden om er te oefenen en de lokale strijdkrachten -of wat daar voor doorgaan- te trainen, waarmee je de regerende regimes -allen kampioen mensenrechten- een steunsignaal geeft.
Antifascisten als de nieuwe fascisten en een vredesbeweging (IKV) die wil bewapenen.
Het zijn echt Orwelliaanse tijden.