Geen kaasschaaf, maar strategisch kiezen

JSS-Karel-Doorman-Leaves-Damen-GalatiMinister Jeanine Hennis-Plasschaert publiceerde vorige week haar langverwachte Nota over de toekomst van de krijgsmacht. Daaruit blijkt dat Defensie het nieuwe Joint Support Ship “Karel Doorman” niet in dienst zal nemen. Ook de overige krijgsmachtdelen moeten weer inleveren. Wederom een bezuinigingsronde bij Defensie en wederom volgens de kaasschaafmethode. Verdeel de pijn zoveel mogelijk over iedereen, maak vooral geen drastische keuzes. Dit is wellicht politiek makkelijker te verkopen, maar heeft wel als gevolg dat onze krijgsmacht over de hele linie steeds verder verzwakt.

Verzwakte krijgsmacht
Een recent opiniestuk kopte al: “Onze bijna wegbezuinigde krijgsmacht is haast tot niets meer in staat” (NRC Handelsblad, 18 juni 2013). Maar zoals hetzelfde artikel stelt: onze te beschermen economische belangen zijn groot. Wordt het in de Nota uitgezette pad gevolgd, dan is het resultaat een over de gehele linie nog verder verzwakte krijgsmacht. Hoe zou de krijgsmacht er over tien jaar echt uit moeten zien, om zo kosteneffectief mogelijk te kunnen zijn zonder geloofwaardigheid te verliezen? Alvorens die vraag te beantwoorden moeten we uitgaan van een serie pragmatische aannames:

We nemen aan dat de hoofdtaken van Defensie ongewijzigd blijven, namelijk:

1. verdediging van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied;
2. bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3. ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

Nederlandse belangen leidend
Bij inzet van de Nederlandse krijgsmacht is de bescherming van Nederlandse belangen wereldwijd leidend. Dit zal in principe altijd in multinationaal (coalitie-) verband plaatsvinden. Ook moet Nederland alleen daadwerkelijke toegevoegde waarde leveren. Dat kan middels kleine doch geloofwaardige bijdragen die naadloos in coalitieverband kunnen aanhaken. Nederland wil met elke inzet internationaal politiek kunnen “scoren”, bonuspunten binnenhalen en zijn vlag vertonen. En tenslotte: het moet Short and Sharp zijn. Geen jarenlange aanwezigheid op de grond (Libanon, Bosnië, Uruzgan) maar “First In, First Out” interventies wereldwijd vanaf zee of vanuit de lucht. Om conflicten in te dammen. Om genocide te stoppen. Om ontwrichting te voorkomen. Of om slachtoffers te redden en hulp te verlenen bij rampen.

Nederlandse defensiecapaciteiten worden betaald met Nederlands belastinggeld. Het is meer dan logisch als deze dan ook zoveel mogelijk innovatie en werkgelegenheid voor de Nederlandse economie en industrie genereren.Een zo high-tech mogelijke krijgsmacht maar tegelijkertijd zo personeels-extensief als mogelijk zal zorgen voor meer kennis en tegelijk lagere exploitatiekosten. Andere criteria zijn probleemloze interoperabiliteit in multinationaal verband, wereldwijd snel inzetbaar, lichtgewicht, wendbaar, flexibel, schaalbaar, modulair en geschiktheid voor alle geweldniveaus.

Zware landstrijdkrachten overboord
Strategische keuzes zijn bij het samenstellen van de nieuwe krijgsmacht noodzakelijk en onvermijdelijk. Daarbij is een belangrijke overweging dat zware landstrijdkrachten voor Nederland steeds minder bruikbaar zijn in moderne conflicten. Want voor welke taken kunnen wij ze eigenlijk nog gebruiken? Bij de eerste hoofdtaak van Defensie (verdediging van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied) ontbreekt een dreiging die per sé inzet van Nederlandse zware landstrijdkrachten vereist. Bij de tweede hoofdtaak (bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit) is inzet van Nederlandse zware landstrijdkrachten ook niet meer waarschijnlijk. Dit vanwege de hoge kosten en politieke lading verbonden aan een langdurige inzet ver van huis à la Uruzgan. Bij de derde (ondersteuning civiele autoriteiten) zijn ze al helemaal niet nodig.

Toch spendeert Defensie jaarlijks honderden miljoenen aan het in standhouden van twee gemechaniseerde brigades met pantsergevechtsvoertuigen en zware artillerie. Waar de JSF tot grote ophef leidt (ondanks dat onze jachtvliegtuigen al sinds 1993 continu worden ingezet), heeft niemand het over dit deel van de defensie-inspanning.

Gebaseerd op het voorgaande pleit ik voor een strategische keuze: opheffing van 13e en 43e Gemechaniseerde Brigade, gekoppeld aan investeringen in lucht- en zeecapaciteiten. What counts is what works, dus het behouden van (in feite) onnodig materieel is zonde van de potentiële kunde en capaciteit. Zo ontstaat een nieuwe krijgsmacht met uitsluitend eenheden waar echt continu grote operationele behoefte aan is. Tegelijkertijd zal de krijgsmacht een maximale bijdrage leveren aan de Nederlandse (kennis-)economie, via ontwikkeling, productie en instandhouding van geavanceerde platformen en systemen. Defensie is dan niet slechts een kostenpost, maar een stimulerende factor van formaat en wint daarmee ook aan politiek cachet en publiek draagvlak.

Nieuw jasje voor de krijgsmacht
Wat zijn dan de kenmerken van deze nieuwe krijgsmacht?

–       Meer nadruk op luchtmacht- en maritieme middelen;
–       Afscheid van gemechaniseerde brigades (pantserinfanterie);
–       Kleinere en samengevoegde staven;
–       Expeditionaire pijler met: A) maritieme component (vloot en Korps Mariniers), B)                 luchtcomponent (vliegtuigen, helikopters, luchtmobiele brigade en grondgebonden               luchtverdediging) en C) Special Forces component;
–       Territoriale pijler met genie, medische eenheden, logistiek en Nationale Reserve;
–       Vloot: 5 x 4 (vier onderzeeboten, vier luchtverdedigingsfregatten, vier fregatten met             mijnenbestrijdingscapaciteit, vier patrouilleschepen en vier amfibische                                 transportschepen (LPD/JSS)). Een dergelijke gebalanceerde “5 x 4”                                     vlootsamenstelling kan duurzaam door de Nederlandse industrie in stand worden               gehouden, is daarmee tevens aanjager voor export maritieme technologie;
–       Luchtmacht: nu kiezen voor F-35, minimaal 42 toestellen (30 operationeel, zes voor           training in VS, zes voor test en opvang vredesverliezen);
–       Landstrijdkrachten: inzetten op hoogwaardige, razendsnel wereldwijd vanaf zee of             vanuit de lucht inzetbare eenheden.

[Joris Janssen Lok schreef dit artikel op basis van de inzichten die hij heeft opgedaan tijdens drie decennia optreden als internationaal defensiejournalist, waarvan 18 jaar bij Jane’s]

Disclaimert: Joris schreef deze bijdrage op persoonlijke titel en de inhoud ervan komt niet noodzakelijkerwijs overeen met de visie van Stukje Duiding. Dat u het even weet.

4 gedachten over “Geen kaasschaaf, maar strategisch kiezen

  1. Hoe zou de krijgsmacht er over tien jaar echt uit moeten zien
    Zware landstrijdkrachten voor de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied overboord
    Tja tien jaar vooruit kijken is toch een soort van koffiedik kijken, wie weet uit de bedreigingen zijn over 10 jaar
    Wie heeft de eurocrisis zien aankomen? Wie weet in welke richting de eurocrisis nog gaat?
    Gisteren en ook vandaag zag ik berichten voorbij komen over een coup dreiging in Griekenland
    Dat een oorlog in Europa (de buiten joegoslavische oorlogen) lang geleden is wil niet zeggen dat het altijd zo zal blijven
    en dan is het vol inzetten op missies in een ver oord, misschien toch niet zo goed idee

  2. Ik kan deze strategische visie zeker waarderen. Het geeft een hele duidelijke koers aan en dat is wel iets waar behoefte aan is. Op veel vlakken ga ik dan ook met de auteur mee. Toch enkel nuances en kanttekeningen:

    Landoptreden
    Ik ben voorstander van een “verlichting” van de landmacht. Dat wil zeggen, geen zware gemechaniseerde eenheden meer. Het afschaffen van de brigades zie ik daarentegen niet zitten. Ik pleit eerder voor lichte, gemotoriseerd (dus licht gepantserd op wielen) en geïntegreerde eenheden. Met dat laatste doel ik op het gebruik van specialisten op een zo laag mogelijk niveau. Dit kunnen genie specialisten, medische specialisten, verbinding specialisten zijn. Een beetje zoals special forces ook opereren. Deze kleinere eenheden kunnen dus voor een korte duur zelfstandig optreden. Ze hebben echter wel weinig slagkracht. Dit komt van lichte vuursteun, zoals een gemotoriseerd mortiersyseem, of vanuit de lucht met heli’s en de JSF. Het ombouwen van de mechinf is nodig omdat met alleen LMB en de MARNS je te weinig eenheden hebt. Met alleen die 2 takken heb je nl alleen 5 bataljons en met de omvorming van gemechaniseerde bataljons heb je er 8. Aangezien we taken hebben in de Caribean, een personeelsverloop hebben, een opleidingstraject moeten uitvoeren, een afwikkelperiode na uitzending hebben en voortzettingsvermogen essentieel is, moet je ook meer dan 5 bataljons kunnen inzetten. Dat er minder staven nodig zijn kan wel onderstrepen. Ik doel hier vooral op de brigadestaven. We moeten er echter voor waken dat we wel een taskforce staf moeten kunnen uitzenden. Hiervoor heb je minimaal 3 staven nodig (opwerken, uitzenden, afwikkelen).
    Luchtverdediging dient zich te specialiseren in ballistische raketverdediging en base defense. Beide domeinen worden steeds belangrijker vanwege de groeiende dreiging op dit gebied. Ook kunnen we met deze capaciteit de Nederlandse industrie stimuleren. Hierdoor stroomt het defensiebudget direct weer terug in de Nederlandse reële economie, stimuleert het R&D en dus uiteindelijk de export.

    Hi tech
    Ten tweede wil ik een nuance leggen op de focus op Hi Tech. Dit is niet per definitie goedkoper. De auteur meldt dat de exploitatiekosten lager zijn bij “manned arms” dan bij “armed men”. Dit valt te betwisten. De lonen van militairen worden structureel bevroren, voor het uitzenden van personeel ontvangt een staat geld (bij materiaal is dat minder of niet. Denk aan een VN missie waar de leverende natie 1000,- dollar pp/ per maand ontvangt) en Hi tech materiaal is ook erg duur. We hebben hier te maken met de bekende Augustinus laws. Wet nummer 15 zegt bijvoorbeeld dat voor de laatste 10% performance, je 1/3 van de kosten betaalt en dat dit 2/3 van de problemen veroorzaakt. Law nummer 16 zegt zelfs dat de kosten van Hi tech materiaal zo exponentieel stijgen dat, als het zo doorgaat, Amerika met haar hele budget in 2054 maar één vliegtuig kan kopen. Natuurlijk wordt dit slechts bij wijze van spreken aangehaald, maar er zit wel een kern van waarheid. De kosten van Hi tech materiaal stijgen veel sneller dan de loonkosten ( ook al tel je hier sociale kosten als gesneuvelden, veteranen zorg etc bij op).
    Een tweede nadeel van de focus op Hi tech is de vraag of je wel genoeg doet aan burden en vooral risk sharing. Er is immers nog niet één oorlog gewonnen zonder daadwerkelijke boots on the ground.

    Dus al met al ga ik ver met de auteur mee. Ik wil echter wel de infanterie houden en daarnaast investeren in drones en cyber. die laatste 2 zijn ondersteunend aan het optreden van de rest. Waar haal ik dan het geld? Minder/kleinere brigade staven, geen eigen mijnen bestrijdingscapaciteit en niet meer amfibische transportschepen, geen zware artillerie en genie, geen dure anti-drugsoperaties meer doen in de West, het invoeren van een personeelssysteem gebaseerd op kwaliteit en concrete targets (stafmedewerkers moeten net als bij iedere ander bedrijf targets halen, versoepeling ontslagregeling bij het structureel niet voldoen aan de verwachtingen, snellere en eerder doorstroom van high potentials,etc etc) ,samenwerken van bedrijfsdirecties van de verschillende krijgsmachtdelen , indien defensie ondersteunde taken doet voor binnenlandse autoriteiten hier ook een budgettaire verheveling toepassen. Ook kunnen sommige capaciteiten multilateraal worden aangeschaft en via pre-delegatie worden ingezet. (deze laatste alinea behoeft nog een A4’tje of tig extra duiding, deze korte opsomming is een bewuste keuze).

    Wordt er met mijn voorstel nog wel een strategische keuze gemaakt kan je je afvragen? We houden immers bijna alle capaciteiten overeind. Dat is inderdaad zo. Echter, met dichterbij komende dreiging, de heroriëntatie van Amerika naar de Pacific en de rol die Nederland speelt in de internationale economie acht ik ene dergelijke footprint noodzakelijk. Misschien is het dus eerder tijd voor een nationale strategische communicatie.

    Ronald

  3. Het eerste uitgangspunt is mijnsinziens te beperkt. De auteur noemt het verdedigen van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied. Dit is oud denken. In onze huidige samenleving gaat het om de verdediging van de vitale belangen. Zolang de discussie over wat onze vitale belangen zijn, niet grondig gevoerd is, hangt elke keuze in het luchtledige.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s