Het programma ZunZuneo, inmiddels beter bekend als het ‘Cubaanse Twitter’, blijkt onderdeel geweest te zijn van een Amerikaans plan om een ‘Cubaanse Lente’ te ontketenen, zo onthulde het persbureau AP afgelopen week. Een dergelijke plan ter verspreiding van de democratie is niet uniek en bestaan in allerlei smaken en vormen. Welke aannames liggen hieraan ten grondslag en, nog belangrijker, blijken die in de praktijk te kloppen?
Regime ondermijnen
De democratiserings-vlieger ging ditmaal in ieder geval niet op. Het plan van de bedenkers ervan bij de United States Agency for International Development (USAID) was om de gebruikers van het programma eerst oppervlakkig te benaderen met sport- en muzieknieuwtjes en ander entertainment. Geleidelijk zouden die berichtjes vervolgens een politieke lading krijgen en op die wijze moeten aanzetten tot de ondermijning van het zittende regime, opstand en uiteindelijk – jullie raden het al – democratisering. Tussen 2010 en 2012 maakten op het hoogtepunt zo’n 40.000 Cubanen – wiens data eveneens werden verzameld – gebruik van het programma. Toen bleek dat het programma niet levensvatbaar was zonder Amerikaanse financiering trok men in 2012 de stekker eruit. Het stierf in beginsel een stille dood. Inmiddels is er echter de nodige ophef over het programma ontstaan. Hoewel het Witte Huis ZunZuneo onder de noemer ‘humanitaire hulp‘ schaart is het hoofd van USAID inmiddels op het matje geroepen door het congres. Cuba reageerde furieus op de onthullingen.
De democratiseringsindustrie
De gebruikte methode in Cuba is misschien uniek te noemen, pogingen om landen van buitenaf te democratiseren zijn dat zeker niet. De voorbeelden van landen waar door de jaren heen (Amerikaanse) projecten zijn uitgerold zijn legio: in Azië (o.a. Filipijnen, Japan, Zuid-Korea, Taiwan), Latijns- en Midden-Amerika (o.a. Chili, Cuba, Nicaragua, Panama) en het Midden-Oosten, waarbij Iran een in het oog springend voorbeeld is. Organisaties zoals USAID opereren wereldwijd op ruim 1800 locaties. In feite is er inmiddels sprake van een ware ‘democratiseringsindustrie’, waar miljarden euro’s in omgaan.
Hoewel de initiatieven in veel opzichten van elkaar verschillen en vele nuances kunnen worden geplaatst, komt het idee dat ten grondslag ligt aan de plannen altijd op hetzelfde neer: met een paar simpele maatregelen, die van buitenaf worden genomen, wordt democratisering ‘gestimuleerd’ en is het volk in het uiterste geval op te stoken tegen de zittende machthebbers. Bijvoorbeeld door middel van het uitzenden van politieke boodschappen via satelliet televisie- of radio-uitzendingen, het ondersteunen van civil society en public diplomacy programma’s, het geven van politieke trainingen of zelfs heimelijke programma’s met een militair tintje en fikse prijskaartjes.
De vraag is of dat (belasting)geld goed is besteed. Nog afgezien van meer ethische dilemma’s (moeten landen zich op dergelijke wijze mengen in andermans politieke zaken?) lijkt het nogal onwaarschijnlijk dat van buitenaf zo gemakkelijk democratisering gestimuleerd kan worden. Dat blijkt in de praktijk dan ook niet het geval te zijn. Het Twitter-plan in Cuba heeft uiteindelijk niet gewerkt en ook andere voorbeelden hebben aangetoond dat – in het bijzonder de heimelijke- initiatieven gemakkelijk averechts kunnen uitpakken.
Aan knoppen draaien
De crux zit hem in de complexiteit van democratiseringsprocessen. Of uiteindelijk gesproken kan worden van (duurzame) democratisering is afhankelijk van vele, onderling verknoopte factoren – waaronder de stabiliteit van het zittende regime, economische ontwikkeling, cultuur, demografische en historische factoren etc. – die per context verschillen.
Dit soort processen zijn dus veel meer dan slechts aan een paar knoppen draaien en wachten op snelle resultaten. Externe initiatieven kunnen in de marge bijdragen, maar alleen wanneer ze op kleine schaal en vanuit oprechte motieven worden ingezet. De wil om te democratiseren dient in eerste instantie vanuit de bevolking zelf te komen. Anders gezegd is er meer – veel meer – nodig dan externe initiatieven alleen.
Het is dan ook te gemakkelijk om veel invloed -positief of negatief – toe te kennen aan Amerikaans of Westers beleid op dit terrein. Eerlijk is eerlijk: dat democratie in zoveel landen afwezig of onvolledig is, is in eerste instantie natuurlijk niet te wijten aan (tekortkomingen in) dat beleid. Zonder de recente onthullingen over het Cubaanse Twitterprogramma had de toekomst er niet veel rooskleuriger uitgezien voor de democratiseringsagenda. Aan de andere kant leveren dergelijke heimelijke avonturen die agenda – en de mensen die daar met oprechte bedoelingen dag in dag uit aan werken in moeilijke omstandigheden – weinig dan extra obstakels op. En helaas blijft die schade niet beperkt tot Cuba. [Stephan de Vries]